Ze staat op de grond, een kiezeltje prikt door de zool van haar rechterschoen heen. Hier en daar een paar platgetrapte plukjes gras. Een filter van wat ooit een sigarettenpeuk was. De grond is droog. De lucht strakblauw. De zon staat recht boven haar hoofd en verwarmt haar donkerbruine haren.

De fundering, een paar meter verderop, ligt er strak bij. Veelbelovend strak zelfs. Het ademt succes uit. Je kan echt zien dat hier iets moois gebouwd gaat worden. Was het andermans bouwsel geweest, dan had ze met genot geglimlacht bij het zien van zoiets moois.

Zand waait op, prikt in haar ogen. Over een paar dagen moet het af zijn.

In de hoek, net naast het fundament, ligt een stapeltje bakstenen. Het zijn er niet meer dan een stuk of vijftig. De laatste bakstenen op aarde. Dat klinkt overdreven, alsof het niet letterlijk zo bedoeld is, maar het zijn echt werkelijk de laatste bakstenen op aarde. Misschien net genoeg voor een stenen bloembak. Aan sommige kleeft nog wat cement. Het overblijfsel van wat eerder die week het begin was van een muurtje, Het Muurtje welteverstaan, maar later weer uiteengerukt omdat de jonge vrouw eigenlijk niet wist wat voor muurtje ze aan het maken was. Was het een muurtje van de badkamer, van de keuken, toilet? Je behoort te weten wat voor muur je aan het maken bent.

Wordt dat huis eigenlijk twee of drie verdiepingen hoog? Had ze daar nou al wel of geen beslissing over gemaakt?

Je kan geen huis maken zonder plan.

Ze sluit haar ogen en schudt haar hoofd, probeert haar hoofd leeg te maken.

Je kan geen huis maken zonder plan.
Je kan geen huis maken zonder plan.
Je kan geen huis maken zonder plan.

Het plan is een vereiste van Het Instituut.

Ze rilt. Ze begint griep te krijgen. Maar goed, dat denkt ze al een paar weken maar het zet steeds niet door. Jammer eigenlijk. Een week in bed liggen, heerlijk. Geen huis, geen zand, geen spierpijn, geen Instituut.

Je kan geen huis maken zonder plan.

Over een paar dagen moet het af zijn. Het huis dan, niet het plan. Dat had er dus sowieso al moeten zijn. Het is niet zo dat ze geen plannen heeft gemaakt. Genoeg. Te jaren 2014. Of juist te modern, zeg te veel jaren 2016. Het moet een huis van nu zijn. Ze studeert niet voor niets Het Nu. Te ontwerpen, plannen, en bouwen in 2015. Tijdsframe: enkele weken.

Ze grinnikt zachtjes in zichzelf. Het is bijna lachwekkend. Zij die nooit een huis heeft gebouwd. En haar docent Nu-geschiedenis… Ach… wat voor zin heeft het om te denken aan hoe ze hier in hemelsnaam is beland. Ze kan nu toch niet meer terug.

In haar opwinding vergeet ze te ademen. Haar haren worden steeds heter, lichte duizeligheid treft haar. Het is bijna prettig. Een diepe teug lucht en langzaam wordt haar lichaam weer van zuurstof voorzien. De realiteit: een prachtig uitziend fundament, zonder inhoud. Ze heeft gefaald, zal falen.

De bouwput. Ze staart ernaar, minuten lang, knijpt haar ogen tot spleetjes, alsof ze door het staren alles kan laten verdwijnen. Is dat bouwsel het begin van iets moois? Of het restant van een hopeloze poging? Ze wil zo graag bouwen. Of eigenlijk vooral afronden.

Maar er is geen plan,
Geen baksteen,
Geen schrijfsels van Slimme Mensen die haar zullen vertellen hoe je een bakstenen huis zonder baksteen bouwt.

De jonge vrouw bukt. Zonder echt iets te zien staart ze een naar de grond totdat haar rug pijn begint te doen. Ze raapt het sigarettenfilter op, draait hem rond en gaat weer staan.

Stilte.

Ze knijpt in de filter en voelt hoe de filter weer terugkomt in haar originele vorm wanneer ze de druk vermindert. Ze kantelt haar hoofd naar achteren en laat de zon haar gezicht verwarmen.

Ze probeert het te ontkennen, gaat weer alle alternatieven langs, maar eigenlijk weet ze het en ze weet van zichzelf dat ze het weet. Haar ogen beginnen te prikken. Ze probeert het weg te knipperen. Baksteen. BAKSTEEN. Die focking baksteen. Langzaam beginnen de tranen over haar wangen te stromen. Als kind, dan droom je over dat je snoep tevoorschijn kan toveren, of mooie prinsessenjurken. Fee of tovenaar zijn, een van de mooiste dingen op aarde, zo lijkt het als je kind bent. Ze heeft misschien zelfs nog een tovenaarshoed liggen bij haar ouders op zolder. Tovenaars kunnen alles… Ze bijt op haar lip en hoort het bonken van haar hart. Maar wat als je moet toveren, als mensen denken dat je kan toveren, en je kan het niet? Plots proeft ze ijzer, haar lip. Snikkend zakt ze op de grond.

Ze heeft meer baksteen nodig.