“Een flats? Wat is dat dan?” vroeg ik aan een vriend toen hij me het een en ander over hockey aan het uitleggen was. Ik grinnikte en vroeg hem of dat een bestaand woord was. Eh, ja dus. 

Hij probeerde me al een tijdje enthousiast te krijgen voor deze mooie sport en dat lukte hem uiteindelijk ook. Maar na ruim 15 jaar geen hockeystick aangeraakt te hebben, bleek er veel veranderd. Volgens mij bestond de flats nog helemaal niet halverwege de jaren 90.

Stond ik bovendien ooit nog als (zeer tijdelijke) keeper met bamboe beenbeschemers de snerpende pijn te incasseren die een bal tegen mijn schoen veroorzaakte omdat de riempjes van de beschermers niet goed sloten, nu zag ik keepers in blits kunststofgear voorbij komen. (Overigens was en ben ik geen keeper, laat dat even duidelijk zijn)

Mijn hockeyteam, ergens halverwege de jaren 90
Mijn hockeyteam, ergens halverwege de jaren 90

Nam ik vroeger als links- of rechtsachter de bal nog uit vanaf de zijlijn, na lang gekeken te hebben wie er vrijstonden, nu werd ik uitgelachen tijdens een wedstrijdje bedrijfshockey, omdat ik zo traag was met het uitnemen van de bal. “Gewoon lopen!” werd er grinnikend geroepen. Lopen? Wist ik veel… (Ik wist trouwens ook niet dat een beschaafd rokje tot net boven de knie (ik citeer vriend E) “echt niet meer kan”. Blijkbaar is dat veel te lang en moet je bil net niet te zien zijn—ik word echt oud).

En iemand waagde het nog om me te zeggen dat ik niet met de bolle kant van de stick mag slaan. En of ik wel weet welke hand waar moet. Ja, zo erg is het ook weer niet.

Maar hoe dan ook, na één hockeytraining was ik verkocht. De flats en backhandflats moet ik nog even onder controle krijgen—net zoals de gewone slag, het passeren van een tegenstander, verdedigen, eigenlijk alles trouwens. Vanaf mei 2013 zal ik als bijna 30-er dan ook de functie van Oma bij Dames 2 van de BMHV vervullen.