“Mama, ik wil weten wie mijn vader is.”

Het was de dag voordat hij achttien werd.

Zijn moeder, wetend dat dit moment ooit zou komen, schrikte op. Ze keek in zijn ernstige, blauwe ogen die begerig op zoek waren naar Het Antwoord. Haar lepel legde ze weer terug op tafel, zodat de dampende andijviestampot onaangeroerd bleef. Een slok water. Nog een slok. Ze verslikte zich, hapte naar lucht. 

“Nu?” bracht ze uit, toen ze weer op adem was, terwijl ze haar gedachten probeerde te structureren.

“Ja,” zei hij. De hoop tekende zich af in zijn blozende gelaat.  “Nu ja. Ik wil weten hoe hij heet, hoe hij was. Of ik op hem lijk.”

Stilte. Haar ogen op de tafel. Tot nu toe had ze het gesprek steeds kunnen vermijden. Gezegd dat het er niet toe deed. Dat een vader niet per se een biologische vader hoeft te zijn. En nu. Juist nu Stef weg was. Zou hij gedacht hebben dat hij hem zou kwetsen met die vraag?

“Mam, je kan toch wel gewoon zijn naam zeggen.” Een speelse glimlach op zijn mond. En toen irritatie. “Ik ben geen kind meer.” Hij nam een hap van de stamppot. En nog een, terwijl hij afwachtend zijn moeder aankeek.

Ja, het was waar. Hij was geen kind meer. Stoppeltjes op zijn wangen, het jongensachtige van zijn lichaam was geleidelijk aan het verdwijnen. Ze nam nog een slok water, slaakte een zucht. Pulkte met haar linkerhand aan het geruite tafelkleed.

“Oké zoon, je wilt nu, na al die jaren opeens weten wie jouw vader is?” zei ze, terwijl ze ging staan. Nog even de hoop dat hij terug zou krabbelen. Ze liep naar de keuken en trok de koelkastdeur open, terwijl ze hem “ja” hoorde zeggen. Voor deze stressvolle, doch ook bijzondere gelegenheid haalde ze een fles witte wijn uit de koelkast, die ze met een plop ontkurkte en goot een glas vol tot aan, nee, zelfs over de rand.  In een keer achterover. Haar zoon keek haar verontrust aan.

“Mam?”

Hij stond op en hield nu haar vrije hand vast. Zij zette het nu lege glas op het aanrecht, terwijl ze in zijn grote, gealarmeerde ogen keek, die omlijst werden door zijn chocoladebruine haren. Ze zag in hem…

“Mam, wat is er? Ken ik hem misschien? Of heeft hij iets ergs gedaan?”

Terug kon ze nu niet meer. Ze zuchtte, streek door zijn dikke haar dat lichtelijk krulde. Zijn prachtige bruine haar, met dank aan zijn vader, want haar eigen haar was piekerig blond en dun. Altijd al geweest.

“Mam, wie is mijn vader?”

“Dat is het punt nou net zoon,” zei zijn verslagen moeder beschaamd, terwijl haar gedachten naar de obscure feesten van de jaren 90 gingen. “Dat zou ik ook graag willen weten.”